De enorm toegenomen mathematisering van de maatschappij schept hoge verwachtingen in de sectoren waar universitairen worden tewerkgesteld. Het is de plicht van universiteiten om sterk opgeleide studenten af te leveren, bij wie het zelfstandig opbouwen van logische en analytische redeneringen tot de kerncompetenties horen. Universiteiten waken erover dat hun wetenschappelijke opleidingen van uitstekend niveau zijn. Toonaangevende universiteiten wereldwijd gelden als ijkpunt.

Er zijn bijzonder veel universitaire opleidingen waar wiskunde of statistiek deel uitmaken van het curriculum, als kernvak of als ondersteunend vak. Wiskunde is immers de taal waarin de natuur als het ware geschreven is en die bij uitstek gebruikt wordt om patronen en fenomenen in allerlei wetenschappen te modelleren en om deze fenomenen te bestuderen. Afhankelijk van de functie van de wiskundige vakken in een opleiding zal de klemtoon en de aanpak anders zijn. De opleidingen bachelor en master Wiskunde nemen uiteraard een bijzondere plaats in, omdat hierin de studie van het vakgebied met zijn verschillende deeldomeinen centraal staat. Een aantal opleidingen sluiten hier nauw bij aan en beschouwen hun wiskundevakken als fundamentele kernvakken. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de opleidingen Fysica, Burgerlijk ingenieur en Informatica. In andere opleidingen (zoals Industrieel ingenieur, Handelsingenieur, Bio-ingenieur, Chemie, …) staan de wiskundevakken nog steeds centraal, maar ook ter ondersteuning van andere vakken. Tenslotte zijn er ook een groot aantal opleidingen waar de wiskundevakken voornamelijk als ondersteunend vak beschouwd worden, zoals Biomedische wetenschappen, Biologie, Geologie, Toegepaste economische wetenschappen, … Deze opsomming doet overigens afbreuk aan de realiteit: geen enkele opleiding, en de plaats van de wiskunde erin, laat zich zomaar in een hokje stoppen.

De centrale rol van wiskunde in veel universitaire opleidingen, vaak vanaf het eerste bachelorjaar, zorgt ervoor dat wiskunde een voortrekkersrol speelt bij het instroom- en oriënteringsbeleid voor toekomstige studenten. Instrumenten zoals de ijkingstoetsen moeten verder uitgebouwd worden en leiden tot ware bakens waarop ook het secundair onderwijs zich richt.

Ongeacht de grootte van de wiskundecomponent in een opleiding zal het wiskundeonderwijs altijd gekenmerkt worden door inzicht verwerven. De zogenaamde receptenwiskunde werkt niet. In opleidingen waar wiskunde een kernvak vormt, is het van belang dat de student vertrouwd is met de wiskundige denkwijze, met wiskundig redeneren en met een gepast abstractieniveau. In opleidingen waar wiskunde eerder een ondersteunend vak is, krijgt de student de wetenschappelijke basiskennis, de attitude en het probleemoplossend vermogen mee om doeltreffend wiskunde te kunnen gebruiken in andere vakken en in het latere beroepsleven. Ook hier staat wiskundig inzicht centraal. Als een vraagstuk uit een andere wetenschappelijke of maatschappelijke context komt, en zich laat vertalen naar een wiskundig probleem (wat op zich al veel inzicht vereist), dan zal het niet de ‘receptenwiskunde’ zijn die van pas komt, maar moet men kunnen terugvallen op een stevig onderbouwd wiskundig inzicht en kunnen putten uit een rugzak met concepten. Wie als onderzoeker in economische wetenschappen werkt met modellen waarin marginale functies optreden, heeft niet voldoende aan de kennis van afleidingsregels voor functies, maar moet de betekenis, eigenschappen en meetkundige interpretaties ervan begrijpen,…

Tenslotte dient het nijpend tekort aan studenten in de opleiding master wiskunde en lerarenopleiding wiskunde aangepakt te worden. De uitstroom aan wiskundeleerkrachten door pensioneringen kan vandaag niet opgevangen worden met de instroom van sterk wiskundig geschoolde masters die kiezen voor het onderwijs.